Advocatenkantoor Nass

23 mei 2019

In de bijstand met een safeloket

Als je in de bijstand zit kan het hebben van een safeloket of bankkluis problemen opleveren en moet dat worden gemeld. In dit geval kwam uit een onderzoek naar een niet gemelde bankrekening in 2015 naar voren dat betrekken vanaf 1998 een safeloket had. Betrokkene had verklaard dat zij het safeloket al zestien of zeventien jaar huurt, omdat er bij haar was ingebroken en zij haar waardevolle spullen wilde opbergen in een safeloket, en dat zij in 2008 haar zus heeft gemachtigd voor toegang tot het safeloket. Direct na afloop van een gesprek waartoe betrokkene was uitgenodigd zijn medewerkers van de gemeente en betrokkene naar het safeloket gegaan. Doordat betrokkene niet de juiste sleutel had kon zij het niet openen. Zij kreeg te horen dat het safeloket alleen geopend mocht worden in aanwezigheid van de medewerkers en dat indien uit registratie van de bank blijkt dat het safeloket is geopend, zonder de aanwezigheid van de medewerkers, dit tot gevolg heeft dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Later is het safeloket toch buiten aanwezigheid van de medewerkers van de gemeente geopend.

Betrokkene heeft toen verklaard dat zij het safeloket op 22 juni 2015 samen met haar zus heeft geopend en leeggehaald, omdat haar zus haar bezittingen terug wilde hebben. De huur van het safeloket bleek al eerder te zijn beëindigd

Bij besluit van 16 juli 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 februari 2016 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 8 april 1998 ingetrokken en de over de periode van 8 april 1998 tot en met 30 juni 2015 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van in totaal € 133.469,48 (€ 167.420,12 bruto) (!!) van haar teruggevorderd. Aan het bestreden besluit heeft het college, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat appellante niet alleen de inlichtingenverplichting heeft geschonden, door niet aan het college te melden dat zij een safeloket huurde, maar ook de medewerkingsverplichting, door het safeloket tussentijds te openen. Omdat appellante al sinds april 1998 een safeloket had waarvan de inhoud onbekend en onduidelijk is, kan het recht op bijstand vanaf april 1998 niet worden vastgesteld.

Aan het bestreden besluit heeft het college, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat betrokkene niet alleen de inlichtingenverplichting heeft geschonden, door niet aan het college te melden dat zij een safeloket huurde, maar ook de medewerkingsverplichting, door het safeloket tussentijds te openen. Omdat appellante al sinds april 1998 een safeloket had waarvan de inhoud onbekend en onduidelijk is, kan het recht op bijstand vanaf april 1998 niet worden vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat betrokkene onvoldoende duidelijkheid had verschaft over de inhoud van het safeloket gedurende de periodes waarin zij bijstand ontving. Dat de inhoud van het safeloket grotendeels toebehoorde aan haar zus en dat de waarde van het aan appellante toebehorende deel van de inhoud van het safeloket nooit boven de geldende bedragen voor het vrij te laten vermogen is uitgekomen, was niet met objectieve en verifieerbare bewijsstukken onderbouwd, zodat deze stelling niet werd gevolgd.

Ook mochten de medewerkers van de gemeente betrokkene verbieden het safeloket buiten hun aanwezigheid te openen voordat zij de inhoud daarvan hadden gecontroleerd.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2019:340